Algemeen

Financiële toelichting

Deze beleidsarme begroting is opgesteld op basis van de geamendeerde kadernota 2023 – 2026. De beleidsarme begroting 2023 – 2026 is nog beleidsarm omdat bij het opstellen van deze begroting nog gewerkt werd aan het nieuwe uitvoeringsprogramma. Het nieuwe uitvoeringsprogramma vormt de basis voor het te voeren  beleid in de komende 4 jaar. Eventuele financiële effecten daarvan worden na besluitvorming over het uitvoeringsprogramma via een aparte begrotingswijziging aan deze beleidsarme begroting toegevoegd.

Was de uitkomst van de kadernota 2023 – 2026 nog in alle jaren negatief, de meicirculaire 2022 heeft dit beeld volledig veranderd. Hierdoor ontstond, na verwerking van de resultaten, een volledig sluitende beleidsarme begroting in meerjarig perspectief.
Kanttekening die daarbij direct geplaatst moet worden is dat er in de laatste decennia nooit eerder sprake is geweest van zoveel (financiële) onzekerheid onder andere door de hoge energiekosten, de oorlog in Oekraïne, de stikstofproblematiek en andere prijsopdrijvende ontwikkelingen. Onzekerheid die de vraag rechtvaardigt of de financiële verwachtingen van de meicirculaire ook echt werkelijkheid worden. Terughoudendheid bij de besteding van middelen lijkt dus op zijn plaats.

De financiële uitkomsten van de raadsinformatiebrief vormden de basis voor het opstellen van deze beleidsarme begroting. Ten opzichte van deze uitkomsten zijn in deze beleidsarme begroting nog een aantal mutaties doorgevoerd. Mutaties die vooral het gevolg zijn van autonome ontwikkelingen en noodzakelijke correcties en die het eerder gepresenteerde resultaat voor 2023 verlagen van € 2.308.000 (regel 3) naar
€ 2.009.000 (regel 18).

In lijn met de landelijke ontwikkelingen verbetert het begrotingsresultaat vervolgens in de jaren 2024 en 2025 om vanaf 2026 (het zogenaamde ravijn jaar) om te slaan in een tekort van € 2.045.000. Een tekort dat volledig toegeschreven kan worden aan de onduidelijkheid van het Rijk over de toekomstige ontwikkelingen van het gemeentefonds (=de grootste inkomstenbron voor de gemeente) en de uitkering die de gemeente daaruit vanaf 2026 gaat ontvangen. Vanwege deze onzekerheid zoekt de gemeente in deze begroting (nog) niet naar alternatieve dekking voor het oplossen van het tekort in 2026 maar wacht de ontwikkelingen op rijksniveau af.

In de onderstaande tabel staan de belangrijkste mutaties (groter dan € 25.000) die leiden tot het saldo van de (meerjaren-) begroting 2023-2026. Onder de tabel worden deze mutaties toegelicht.

(bedragen x € 1.000);  + = voordeel/ - = nadeel

Meerjarenperspectief

2023

2024

2025

2026

1

Financieel meerjarenperspectief

937

-23

-1.336

-5.726

2

Meicirculaire 2022 (RIB)

1.372

2.570

4.680

5.726

3

Voorlopig saldo begroting 2023

2.309

2.547

3.344

Mutaties begroting 2023

4.

Saldo begraven, riolering en afval

145

157

161

133

5.

Actualisatie MPG en correcties grondexploitaties en AOK's

111

42

49

124

6.

Correctie woningwetbouw

102

102

102

102

7.

Salarissen en kostenverdeling

-832

-707

-707

-707

8.

Meerjaren Investeringsplan

-55

-85

-130

-27

9.

Verkiezingen

-

-

-

-35

10.

Aanpassing stelpost Algemene Uitkering

-

-

-

-581

11.

Aanpassen meerjarenraming extra jeugdmiddelen

-637

117

107

-555

12.

Gedeeltelijke vrijval (volumedeel) stelpost onderbesteding Rijk

1.048

1.243

1.259

-

13.

Volume-effect toeristenbelasting, hogere inkomsten

82

82

82

82

14.

Correctie HICP leges titel 2

-102

-102

-102

-102

15.

Aanpassen renteomslag 2023 en verder

-94

-202

-256

-340

16.

Bijstelling budgetten jeugdhulp op basis van realisatiecijfers 2021

-

-

-

-92

17.

Diverse kleine verschillen

-66

-33

-48

-47

Totaal ontwikkelingen in begrotingstraject

-299

613

516

-2.045

18.

Saldo Begroting 2023 en fin. mjp.

2.009

3.160

3.860

-2.045

19.

Incidentele baten en lasten

634

489

485

239

20.

Financieel meerjarenperspectief structureel (toets provincie)

2.643

3.649

4.345

-1.806

Regels 1 t/m 3
Geven de het financieel meerjarenperspectief van de kadernota 2023 – 2026, de effecten van de meicirculaire en het daaruit volgende voorlopige saldo van de begroting weer.

4. Saldo begraven, riolering en afval
Ontwikkelingen in de loop van het jaar op de onderdelen begraven, afval en riolering maken standaard nog geen onderdeel uit van de kostendekkendheid. In deze begroting zijn deze ontwikkelingen alsnog verwerkt en dit leidt tot een positieve afwijking voor het begrotingsresultaat.

5. Actualisering MPG per 1-1-2022 en correctie grondexploitaties en anterieure overeenkomsten
Jaarlijks wordt bij de vaststelling van de jaarrekening het geactualiseerde Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (=MPG) aangeboden. De effecten daarvan worden voor 2022 verwerkt in de 2 e bestuursrapportage 2022 en vanaf 2023 in deze begroting. Deze effecten fluctueren per jaar omdat iedere grondexploitatie zijn eigen ontwikkeling kent.

6. Verschuiving budget uitvoering woonvisie
In een eerdere begroting zijn extra lasten opgenomen voor uitvoering van de woonvisie. De gemeente heeft de keuze gemaakt om hiervoor personeel te werven waardoor het beschikbare exploitatiebudget feitelijk dient als dekking voor de hogere personeelskosten. In de 1e bestuursrapportage 2022 is dit al incidenteel verwerkt. Vanaf 2023 verwerkt de gemeente dit structureel in de begroting en kan het exploitatiebudget vrijvallen omdat personeelslasten elders in de begroting staan.  

7. Salarissen en kostenverdeling
De salarissen zijn verwerkt volgens de uitgangspunten van de kadernota 2023, inclusief een percentage voor de te verwachten CAO-ontwikkeling. Mutaties in de personele bezetting, verschillen in premies en vergoedingen en de krapte op de arbeidsmarkt leiden tot hogere salariskosten.

8. Meerjaren Investeringsplan
De jaarlijkse berekening van uren die toegerekend kunnen worden aan investeringen vindt plaats na opstelling van de kadernota. Deze berekening wordt gemaakt op basis van het geactualiseerde Meerjaren Investeringsplan. In 2023 is sprake van extra lasten onder andere vanwege de gestegen loonkosten.

9. Verkiezingen
In 2026 zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen. Voorafgaand aan de verkiezingen moeten kosten gemaakt worden voor deelname aan de stemwijzer, coalitievorming, het afscheid van vertrekkende raadsleden en de introductie van nieuwe raadsleden. Omdat deze uitvoeringskosten slechts 1 keer in de 4 jaar gemaakt worden maakten ze nog geen onderdeel uit van de jaarschijf 2026. Vanwege het reguliere karakter van deze lasten worden deze in 2026 alsnog aan de begroting toegevoegd.

10. Aanpassing stelpost Algemene Uitkering
Vanwege het zogenaamde ravijn jaar 2026 moet de gemeente op basis van de meicirculaire 2022 rekening houden met een lagere uitkering uit het gemeentefonds. Voor het jaar 2026 leidt dit nog tot een verlaging van de stelpost algemene uitkering.

11. Aanpassen meerjarenraming extra jeugdmiddelen
Eind juli 2022 zijn de nieuwe afspraken tussen BZK/VNG en IPO gepubliceerd over het verwerken van de extra jeugdzorgmiddelen (Commissie van Wijzen) in de meerjarenraming. Afspraken hierover waren noodzakelijk omdat het Rijk uitsluitend volledige duidelijkheid gaf over de middelen die gemeenten hiervoor in 2023 zouden ontvangen. Vanaf 2024 gaf het Rijk die duidelijkheid niet.
De tussen partijen gemaakte afspraken leiden in de jaren 2024 en 2025 nog tot voordelen voor het begrotingsresultaat. Vanaf 2026 ontstaat, als onderdeel van het ravijn jaar, ook op dit onderdeel een fors nadeel.

Voor het jaar 2023 verwerkt de gemeente nog een administratieve correctie op de binnen de algemene uitkering gevormde stelpost voor te ontvangen jeugdmiddelen. In de RIB over de meicirculaire meldde het college van B&W dat hiervoor in de begroting een bedrag was opgenomen van
€ 1.700.000. Bij controle bleek dit echter een bedrag van € 2.300.000 te zijn. Dit leidt tot een afwijking van het in de RIB over de meicirculaire gepresenteerde begrotingsresultaat.

12. Gedeeltelijke vrijval stelpost onderbesteding Rijk
In de RIB meicirculaire nam de gemeente een stelpost op voor een lagere uitkering uit het gemeentefonds vanwege onderuitputting bij het Rijk. Minder bestedingen van het Rijk leiden, vanwege de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap’, altijd tot een lagere uitkering uit het gemeentefonds voor de gemeente. Na vaststelling van de kadernota heeft het Rijk besloten dat een eventuele onderbesteding van het Rijk op volume tot en met 2025 niet leidt tot een lagere uitkering uit het gemeentefonds en dus kan de stelpost gedeeltelijk vrijvallen. De stelpost kan niet volledig vrijvallen omdat er nog wel sprake kan zijn van negatieve financiële effecten omdat het Rijk de gemeente mogelijk niet volledig compenseert voor toekomstige loon- en prijsstijgingen.

13. Volume-effect toeristenbelasting, hogere inkomsten
In 2023 stelt de gemeente de prognose van het aantal overnachtingen waarvoor toeristenbelasting betaald wordt naar boven bij. Bijstelling vindt plaats op basis van het definitieve aantal gerealiseerde overnachtingen 2021. Voor 2023 houden we rekening met eenzelfde aantal overnachtingen en dit leidt tot een hogere prognose van de inkomsten uit toeristenbelasting.

14. Correctie HICP leges vergunningen Omgevingswet
De invoering van de Omgevingswet heeft tot gevolg dat voor een aantal vergunningen geen leges meer geheven kunnen worden en dus is in de kadernota 2023 de prognose van de legesinkomsten verlaagd. In de kadernota 2023 zijn de legesinkomsten ook geïndexeerd met de HICP. Voor de toepassing van deze index werden als basis voor de berekening de volledige inkomsten uit de oorspronkelijke meerjarenbegroting gehanteerd. Dit zou leiden tot een kostendekkendheid van meer dan 100% en dat is wettelijk niet toegestaan.

15. Hogere rentelasten 2023 en verder
In de afgelopen maanden zagen we een duidelijke stijging van de rentetarieven op de kapitaalmarkt. In de kadernota hebben wij deze mogelijke stijging wel aangekondigd maar de extra lasten werden vanwege de onzekerheid nog als PM gepresenteerd.

16. Bijstelling budgetten jeugdhulp op basis van realisatiecijfers 2021
Uit de jaarrekening 2021 blijkt dat de gemeente de komende jaren opnieuw rekening moet houden met extra uitgaven voor jeugdzorg. Vanaf 2023 begroot de gemeente hiervoor dan ook € 1.700.000 (afgerond) aan extra lasten. In de kadernota hielden we al rekening met extra lasten binnen een bandbreedte van € 1.500.000 tot € 2.500.000. De extra lasten die de gemeente nu in de begroting opneemt blijven ruimschoots binnen deze bandbreedte. De meicirculaire bood ruimte om een stelpost te vormen voor dit risico en andere onzekerheden. De extra kosten voor jeugdzorg kunnen, met uitzondering van het jaar 2026, volledig uit deze stelpost gedekt worden. Voor 2026 leidt de bijstelling van het jeugdbudget tot een nadeel van € 92.000.

17. Diverse kleine afwijkingen
Dit is het saldo van meerdere, niet expliciet benoemde, afwijkingen kleiner dan € 25.000.

18. Saldo begroting 2023-2026
Op deze regel presenteert de gemeente het begrotingsresultaat. Voor een toelichting daarop wordt verwezen naar de inleiding van deze paragraaf.

19. Incidentele baten en lasten
Gemeenten zijn op grond van wet- en regelgeving verplicht een begroting te presenteren die structureel in evenwicht is. Hieruit volgt de verplichting om het meerjarig begrotingssaldo te corrigeren met de effecten van de incidentele baten en lasten (regel 19).

21. Financieel meerjarenperspectief structureel
Het begrotingssaldo, gecorrigeerd voor de incidentele baten en lasten, is van belang om te bepalen of de begroting structureel in evenwicht is. Structureel evenwicht betekent dat de gemeente ook op langere termijn de lasten kan dragen. De provincie toetst op dit saldo.

Deze pagina is gebouwd op 12/22/2022 17:27:21 met de export van 12/22/2022 17:20:56